“Bij het PON leerde ik áchter de feiten te kijken”
Een interview met oud-directeur Piet de Kroon
Tekst: Joost Peters Foto: Eva Stultjens
Twaalf jaar lang, tussen 1993 en 2005, stond Piet de Kroon aan het hoofd van Het PON (toen nog zonder Telos). Hij zag de verhoudingen met de provincie Noord-Brabant langzaam veranderen en droeg met zijn instituut bij aan het toenemende gewicht van het sociaal domein in bestuurlijke kringen. “Praten met gewone mensen rond de biljarttafel: ik vond het geweldig.”
Het is de ochtend na het feest ter ere van het 75-jarig bestaan van Het PON & Telos. Piet de Kroon (72) zit er monter bij aan de werktafel in zijn woonkamer. “Vijfentwintig jaar geleden, bij het vijftigjarig bestaan, was ik als toenmalig directeur vanzelfsprekend ook bij het feest dat we tóen gaven. Het viel me op dat ik gisteren, naast veel nieuwe gezichten, ook veel vertrouwde gezichten zag. Goed om te zien dat zoveel mensen al zo lang nauw betrokken zijn bij Het PON & Telos.”
Toen De Kroon in 1993 directeur werd van het PON, trof hij een wereld aan die in bepaalde opzichten behoorlijk verschilde van zijn vorige werkgever, de Algemene Rekenkamer in Den Haag. “In de huisstijl van de Rekenkamer begon de bladspiegel zo ongeveer halverwege. Dat was bewust gedaan; op die manier had elke meelezer – van de bureau- en de afdelingschef tot de secretaris en leden van het college – voldoende ruimte om zijn of haar kritische opmerkingen bij een conceptonderzoek te zetten. Als onderzoeker kreeg je je teksten vervolgens doorgaans rood van de opmerkingen terug. Daar moest je dan wel tegen kunnen.”
"Goed om te zien dat zoveel mensen al zo lang nauw betrokken zijn bij Het PON & Telos."
Kameraadschap
Hoe anders was het bij het PON, blikt De Kroon terug. “Hier was er veel meer sprake van kameraadschap en waren de medewerkers ook veel meer persoonlijk betrokken bij het onderzoek dat ze uitvoerden. Onderzoekers gingen met vakantie als ze eraan toe waren, zo lang als ze meenden dat nodig was – om vervolgens, als ze na een tijdje uitgerust terugkwamen, meteen verder te gaan met het samen verbeteren van de wereld. Voor mij was dat even schakelen – toen ik bij mijn aantreden vroeg hoeveel vakantiedagen ik eigenlijk had, kreeg ik glazige blikken –, maar al snel vond ik het heerlijk om weer terug in Brabant te zijn en met mijn poten in de modder te staan. Bij de Algemene Rekenkamer doe je toch vooral achteraf onderzoek, waarna het aan de Tweede Kamer is om er iets van te vinden. Hier vond ik mezelf opeens terug rondom het biljart van Gemeenschapshuis De Vierspan in Deurne, of aan de bar bij de Blauwe Kei in Veghel. Discussiëren en praten met gewone mensen, op allerlei plekken in Brabant: ik vond het geweldig, en al snel vond ik hier mijn draai.” In 2005, na twaalf jaar bij Het PON, besloot De Kroon terug te keren naar de wereld van de rekenkamers. “Brabant en Limburg wilden een gezamenlijke rekenkamer in het leven roepen en vroegen mij om deze Zuidelijke Rekenkamer op te zetten. Een mooie nieuwe uitdaging die ik niet kon laten lopen, en waarbij ik veel profijt had van mijn ervaringen bij Het PON. Daar had ik geleerd om áchter de feiten te kijken; trek eropuit, ga in gesprek, en zoek uit hoe dingen écht zitten.”
"Hier was er sprake van kameraadschap en waren de medewerkers persoonlijk betrokken bij het onderzoek dat ze uitvoerden"
"Bij Het PON had ik geleerd om áchter de feiten te kijken; trek eropuit, ga in gesprek, en zoek uit hoe dingen écht zitten"
Nieuwe verhoudingen
Tijdens de twaalf jaar dat De Kroon aan het roer van Het PON stond, werden de nauwe banden tussen de provincie Noord-Brabant en ‘zijn’ instituut langzaam iets minder vanzelfsprekend. De basissubsidie werd deels vervangen door een ‘flexibel’ volume, waarvoor specifieke onderzoeken moesten worden uitgevoerd. Sowieso werd het totale volume aan opdrachten vanuit de provincie langzaam kleiner, blikt De Kroon terug. “Je moet je voorstellen dat Het PON in die eerste decennia na de oorlog uitgroeide tot een beeldbepalend adviesorgaan. Er werd wel eens gezegd dat er maar drie belangrijke mensen waren in Brabant: de Commissaris van de Koningin, de bisschop én de directeur van Het PON – die regelden alles. In de jaren negentig veranderde dat; Het PON had nog steeds een bepaalde positie binnen de provincie, maar langzaam werden de duimschroeven aangedraaid. We moesten meer en meer betaalde opdrachten binnenhalen om de boel draaiende te houden, en we zochten naar een nieuwe verhouding met de provincie.”
Dit alles had zijn weerslag op de interne dynamiek, vervolgt De Kroon. “De onderlinge solidariteit en de al genoemde kameraadschap kwamen meer onder druk te staan; onderzoekers die het meeste geld binnenhaalden, meenden soms net iets meer te zeggen te hebben dan anderen. Maar uiteindelijk is die professionaliseringsslag goed geweest. Bovendien investeerden we nog steeds in projecten die we zélf belangrijk vonden én boden we ook geregeld plek aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. We waren echt een sociale onderneming. ‘Half Tilburg heeft een sleutel van Het PON’, werd wel eens gekscherend gezegd. En: in het pand aan de Stationsstraat werd ook geregeld flink gefeest. Die informele kant hoorde er óók nog steeds bij.”
"Er werd wel eens gezegd dat er maar drie belangrijke mensen waren in Brabant: de Commissaris van de Koningin, de bisschop én de directeur van Het PON"
Sociaal domein
Trots is De Kroon vooral op het feit dat het sociale domein in die jaren aan gewicht won binnen bestuurlijk Brabant. “Lange tijd lag de nadruk toch vooral op de economie en werd het sociale domein niet écht serieus genomen. Mede dankzij onze inspanningen kantelde dat beeld langzaam. In 1997 mochten we een stuk schrijven voor het Manifest Brabant 2050. Dat zette ons verder op de kaart. Langzaam daalde het besef in dat je wel mooie plannen kunt bedenken, maar dat je daarbij niet kunt zonder kennis van wat er in de haarvaten van de samenleving gebeurt. Opeens zaten we niet langer alleen in achterafzaaltjes goede dingen te doen voor de mensen, maar zaten we ook op steeds meer plekken in de provincie aan tafel met de wethouder Economie en met grote werkgevers. Die erkenning van het belang van het sociaal domein, daar ben ik nog altijd trots op.”
"Die erkenning van het belang van het sociaal domein, daar ben ik nog altijd trots op"
Reuring
Het Manifest Brabant 2050 vormde ook de directe aanleiding voor de oprichting van Telos, dat in 2020 samen met Het PON opging in het instituut zoals het er vandaag de dag uitziet. Hoe ziet De Kroon de toekomst van Het PON & Telos? En: wat zou er eventueel anders kunnen? “De kwaliteit van het onderzoekswerk staat nog altijd buiten kijf; ik volg Het PON & Telos op de voet en lees de publicaties nog altijd met enorm veel interesse. Tegelijkertijd zou het denk ik mooi zijn als jullie de knuppel nog nét iets vaker in het hoenderhok durven te gooien. In onze huidige samenleving, met een overheid die het steeds meer laat afweten, is er bij uitstek behoefte aan partijen die reuring veroorzaken en die de boel af en toe opschudden. Dat mag nog wel wat meer, denk ik. Zo hebben we een tijdlang de Brabant Balie georganiseerd, een serie levendige debatbijeenkomsten over actuele thema’s. Zoiets zou je weer kunnen doen. Bepaal de agenda!”
"In onze huidige samenleving, met een overheid die het steeds meer laat afweten, is er bij uitstek behoefte aan partijen die reuring veroorzaken en die de boel af en toe opschudden. [...] Bepaal de agenda!"
Civil society
De Kroon noemt verder het groeiende belang van de civil society, waarbinnen mensen steeds vaker dingen onderling regelen, buiten de overheid om; van burgers die zich verenigen in een energiecoöperatie, tot ouders van kinderen met een beperking die samen de zorg en huisvesting voor hun kroost organiseren. “Ik merk dat er steeds meer behoefte is aan kennis over dit soort collectieve ondernemingen. Hoe organiseer je zoiets? Het PON & Telos zou denk ik geknipt zijn voor de rol van kenniscentrum rondom de civil society; een ‘hulplijn’ die mensen kunnen inschakelen als ze vastlopen in hun collectieve ondernemingszin.”
Verder wijst De Kroon op de indrukwekkende lijst van organisaties en instellingen die ooit zijn ontsproten aan Het PON & Telos. “Je zou jezelf actief kunnen positioneren als ‘kraamkamer’, waarbij je nieuwe, veelbelovende initiatieven de kans geeft om onder jouw vleugels tot bloei te komen. En wat me verder interessant lijkt is om de verhalen van gewone mensen vast te leggen, een beetje à la het Meertens Instituut. Zoek bijvoorbeeld de samenwerking op met de regionale journalistiek en breng samen in beeld wat er gebeurt in de levens van mensen.”
Ondernemingszin
Jaren na zijn periode bij Het PON zit De Kroon nog boordevol goede ideeën, zoveel is duidelijk. “Maar, voor de volledigheid: met de ondernemingszin van Het PON & Telos zit het ook nu al méér dan goed. Het instituut draait als nooit tevoren, de groei zit er nog altijd in, en er staat een fantastische organisatie waarmee ze nog jaren vooruit kunnen. Ik blijf het instituut in elk geval met bovengemiddelde interesse volgen, dat is zeker.”
"Met de ondernemingszin van Het PON & Telos zit het ook nu al méér dan goed. Het instituut draait als nooit tevoren, de groei zit er nog altijd in, en er staat een fantastische organisatie waarmee ze nog jaren vooruit kunnen."