Duurzaamheid is geen keuze! Of wel?

De energietransitie komt eraan: om de gevolgen van opwarming van de aarde tegen te gaan, moeten we overstappen naar duurzame energiebronnen. Een vraagstuk waar we als samenleving serieus de schouders onder moeten zetten. Maar wat als je de middelen niet hebt om duurzame maatregelen te nemen? Of als je gewoonweg niet gemotiveerd bent om te verduurzamen?

Onderzoek laat zien dat de meerderheid van de Nederlanders de urgentie wel ziet: ruim 80% staat positief tegenover het stimuleren van duurzame energie. Het aantal mensen dat deze mening deelt is bovendien toegenomen in de laatste jaren. Maar een positieve grondhouding is toch écht iets anders dan daadwerkelijk gedrag. Wanneer mensen gevraagd wordt naar de bereidheid om zelf actie te ondernemen, zijn de uitkomsten minder positief.

Daadwerkelijk gedrag

Daadwerkelijk gedrag is een optelsom van motivatie, capaciteit en gelegenheid. Maar hoe zorgen we ervoor dat mensen zowel de motivatie, capaciteit als de gelegenheid hebben om duurzaamheidsmaatregelen te nemen? Waarom maken mensen bepaalde keuzes? Waar ligt - naast de focus op financiën - de crux in de motivatie voor mensen? Door die vragen goed te doorgronden, kunnen we het stimuleringsbeleid beter vormgeven, kunnen we de juiste aanspreekwijze kiezen en kunnen we de juiste snaar bij mensen raken.

Om tot realisatie te komen, is een meer sociaal-maatschappelijke benadering essentieel. De beslissing om mee te (kunnen) doen, is voor een belangrijk deel afhankelijk van de individuele woningeigenaar zelf. En ook voor duurzaamheidsprojecten van woningcorporaties is instemming van 70% van de huurders vereist. Daarbij zijn lokale persoons of gemeenschapsgebonden kenmerken en afwegingen belangrijk. Die zijn veelal niet technisch van aard en komen niet voort uit duurzaamheidsmotieven.


Alleen een sociale energietransitie heeft kans van slagen. Een transitie die niet alleen gaat over duurzaamheidsdoelstellingen, maar ook over solidariteit en het verkleinen van maatschappelijke verschillen. Met oog voor de mogelijkheden en onmogelijkheden van mensen. Ofwel voor de sociale veerkracht van mensen om mee te (kunnen) doen. Om dat te kunnen organiseren, moet het doel van een ‘inclusieve transitie’ als leidinggevend principe meegenomen worden bij de vormgeving van het transitiebeleid. Op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

Lees meer over dit onderwerp in ons jaarboek