"De energietransitie is bovenal een maatschappelijke transitie"

Een interview met Susanne Agterbosch over de sociaal-maatschappelijke uitdagingen van de energietransitie

Om de opwarming van de aarde tegen te gaan, moeten we wereldwijd minder CO2 gaan uitstoten. Ook in Nederland dus. In een interview vertelt Susanne Agterbosch, plaatsvervangend directeur bij het PON & Telos, over de energietransitie in ons land. Over maatregelen, over energie-armoede (want wat is dat nou precies) en over manieren om huishoudens in Nederland mee te krijgen in de duurzame energiestroom.

“De energietransitie is bovenal een maatschappelijke transitie, die niet alleen raakt aan de directe leefomgeving van mensen, maar ook tot ‘achter de voordeur’ komt.”

Energietransitie: 49% minder CO2 uitstoot in 2030

Susanne legt uit: “Nederland heeft, samen met andere landen, afgesproken om minder CO2 uit te gaan uitstoten. Voor ons land geldt dat we in 2030 49% minder CO2 moeten gaan uitstoten dan dat we in 1990 deden. Het is duidelijk dat er wel een aantal dingen nog nodig zijn in onze samenleving als we dat doel willen behalen.” De doelstelling en de afspraken over hoe we dit gaan doen liggen op hoofdlijnen vast in het Klimaatakkoord.

Alle woningen, kantoren, scholen en andere gebouwen moeten worden verduurzaamd

Nederland heeft voor verschillende sectoren maatregelen opgesteld die ervoor moeten zorgen dat we de doelstelling gaan halen. Het PON & Telos houden zich onder andere bezig met de maatregelen voor de Gebouwde Omgeving. “Voor de gebouwde omgeving van Nederland geldt dat alle woningen, kantoren, scholen en andere gebouwen de komende 30 jaar gefaseerd en stapsgewijs worden verduurzaamd . Dat betekent dus dat het energiegebruik omlaag moet en dat het resterende energiegebruik uit duurzame bronnen moet komen. Dat kan door verregaande isolatie van woningen, uitbreiding van duurzame warmte en een toename in de (decentrale) opwekking van hernieuwbare elektriciteit door middel van zon op daken” aldus Susanne.

De energietransitie is er niet vanzelfsprekend voor iedereen

Het is dus de bedoeling dat iedereen met de energietransitie meedoet, want als dat niet zo is, dan halen we de doelstellingen niet. Helaas is het niet zo vanzelfsprekend dat iedereen mee kan en wil doen. Susanne: “Als we kijken naar de transitie van de gebouwde omgeving als onderdeel van de totale energietransitie, dan zien we dat de gevolgen tot ‘achter de voordeur’ komen en ingrijpen op het privéleven van mensen. Zo leggen gemeentelijke wijkaanpakken voor verduurzaming in feite een veranderingsproces van bovenaf op aan bewoners. Terwijl huishoudens wel zelf de kansen en risico’s moeten inschatten en dragen. Hen wordt gevraagd om grote (voor)investeringen te doen in bijvoorbeeld het isoleren van de woning, de installatie van warmtepompen en zonnepanelen én daardoor ook dingen te veranderen in hun dagelijks leven, zoals de manier waarop ze koken en hun huis verwarmen.” Een recente studie van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) laat zien dat slechts 6% van de woningeigenaren staat te popelen om van het aardgas af te gaan. Deze ‘overtuigde voorlopers’ zijn hoog opgeleid, hebben geen geldzorgen en zijn zelfverzekerd over de technische opties. De groep ‘twijfelaars’ is echter veel groter (19%), evenals de groep ‘aarzelende achterblijvers’ (25%) (SCP, 2020). “In de praktijk maken grote groepen nog geen onderdeel uit van de energietransitie. Ze voelen zich er nauwelijks bij betrokken, nemen er geen verantwoordelijkheid voor en plukken er ook niet duidelijk de vruchten van.” zegt Susanne.

“In de praktijk maken grote groepen nog geen onderdeel uit van de energietransitie. Ze voelen zich er nauwelijks bij betrokken, nemen er geen verantwoordelijkheid voor en plukken er ook niet duidelijk de vruchten van.”

Haalbaarheid en betaalbaarheid

Zowel voor particuliere woningeigenaren als voor huurders heeft de energietransitie nogal wat praktische en financiële gevolgen. Om de energietransitie haalbaar te laten zijn voor woningeigenaren moeten ze de investeringen in hun woning op kunnen brengen en de bereidheid hebben om te investeren. Zij moeten zelf aan de slag om de eigen woning te verduurzamen. Zij krijgen de rekening voor de investering én profiteren vervolgens van het lagere energieverbruik. Toegang tot aantrekkelijke, laagdrempelige en verantwoorde financieringsmogelijkheden vormt daarvoor een basisvoorwaarde. Die voorwaarde is nu nog niet voor iedereen ingevuld: er zijn huishoudens die op de markt niet terecht kunnen voor financiering. Zij hebben hun maximale leenruimte al benut, hebben een te laag inkomen, tijdelijk geen inkomen of kunnen geen lening krijgen, omdat ze niet aan de voorwaarden voor financiering voldoen. Door het ontbreken van financiering kunnen zij de investering om hun woning te verduurzamen niet opbrengen.

Voor huurders is de situatie anders. Voor het verduurzamen van de woning is een huurder afhankelijk van de verhuurder. De verhuurder wil de kosten voor het verduurzamen van de woning over het algemeen wel terugverdienen en zal daarom een vergoeding vragen voor de kosten van de verduurzaming. Woningbouwcorporaties streven over het algemeen naar woonlastenneutraliteit bij verduurzamende renovaties: de gemiddelde reële besparing op de energierekening compenseert dan de huurverhoging. Echter, of een renovatie ook daadwerkelijk woonlastenneutraal kan worden uitgevoerd, hangt af van een veelheid aan aspecten, zoals het functioneren van technologische installaties, maar ook van de samenstelling van een huishouden, de leeftijd van bewoners, zorgbehoefte, leefstijl en andere gedragsbepalende aspecten.

De betaalbaarheid van de energierekening voor zowel kopers als huurders is een aandachtspunt. Er zijn huishoudens die een relatief groot deel (meer dan 10%) van het inkomen kwijt zijn

aan energiekosten, of die na het betalen van woon- en energielasten onvoldoende bestedingsruimte overhouden voor noodzakelijke uitgaven voor minimaal levensonderhoud. Een deel van deze huishoudens hebben te maken met direct aan energie gelieerde kwetsbaarheid of armoede. Op dit moment maken grote groepen mensen dus nog geen onderdeel uit van de energietransitie. Het zijn vooral de bevlogen voor- en tegenstanders de beeldvorming over de energietransitie en bijbehorende initiatieven domineren. Susanne: “In het Klimaatakkoord vormt inclusiviteit een belangrijk principe: iedereen moet mee kunnen doen in het verduurzamen van de eigen woning en de maatschappelijke kosten en baten van bijvoorbeeld windmolens en zonneparken moeten eerlijk verdeeld worden.” Maar wat is eerlijk? En wat als je als burger niet wil of kan investeren in duurzaamheid? “Het is belangrijk om energieongelijkheid of energiearmoede als gevolg van de transitie te voorkomen. Vanuit solidariteitsoverwegingen, maar ook omdat het draagvlak voor de energietransitie hierdoor onder druk zal komen te staan.” aldus Susanne.

Bekijk de video 'Wat is energiearmoede?

Huidige ontwikkelingen en initiatieven in Nederland en Brabant

De energietransitie is op dit moment in volle gang. Overal in het land vormen zich samenwerkingsverbanden en wordt er onderzoek gedaan naar wat wel werkt en wat niet.

Regionale Energie Strategieën (RESsen) Op dit moment verwoorden dertig regio’s in Nederland in Regionale Energie Strategieën, ook wel RESsen genoemd, de regionale bijdrage aan de nationale doelstellingen. Gemeenten en waterschappen maken in samenspraak met stakeholders zoals netbeheerders, woningcorporaties, landbouw, landschapsbeheerorganisaties en energiecoöperaties een regionaal voorstel voor mogelijk op te stellen duurzaam opwekvermogen – minimaal onderverdeeld in opgesteld vermogen aan zon en wind inclusief zoeklocaties. Susanne legt verder uit: “Voor de gebouwde omgeving maakt elke regio als onderdeel van de RES een Regionale Structuurvisie Warmte met daarin een voorstel hoe het warmteaanbod, de warmtevraag en de bijbehorende infrastructuur op regionaal niveau met elkaar verbonden kunnen worden. In maart 2021 moeten de RESsen definitief worden vastgesteld door lokaal bestuur en politiek.” In de praktijk gaat er veel aandacht uit naar het vinden en aanwijzen van locaties voor wind- en zonne-energie en wordt er minder aandacht besteed aan de warmtetransitie van de gebouwde omgeving. En ook zijn bewoners en bedrijven beperkt betrokken. “Maar die zullen zich zeker laten gelden als straks na vaststelling

van de RESsen de uitvoering wordt opgepakt,” zegt Susanne, “bijvoorbeeld in de vorm van ruimtelijke procedures voor decentrale opwekking en in de vormgeving en uitvoering van wijkaanpakken voor verduurzaming van wijken.” Gemeenten hebben daarbij als regisseurs van de wijkaanpakken een belangrijke rol toebedeeld gekregen. Ze staan vaak nog aan het begin van dit proces en zijn zoekende in de vormgeving ervan. “Kennis over duurzaamheidsbewustzijn en -gedrag onder verschillende type bewoners, mede in relatie tot haalbaarheid en betaalbaarheid, ontbreekt nog. En vooral ook over het creëren van handelingsperspectieven via collectieve wijkaanpakken.” aldus Susanne. De (regionale) energietransitie zal gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt in de regio. Susanne ligt toe: “De verschuiving in energiegebruik van fossiele naar hernieuwbare bronnen zorgt voor veranderingen op de arbeidsmarkt. Er komen banen bij, er verdwijnen banen en banen veranderen. Het leidt tot regionale, sectorale en kwalitatieve mismatches en de energietransitie vraagt dan ook om anticiperend arbeidsmarktbeleid op regionaal niveau. Vooral in de installatiebranche, bouw- en infrastructuur en technologische industrie worden tekorten verwacht.”

‘Het PON & Telos’ is inmiddels een bekende naam in de energietransitie

Helder is dat de (regionale) energietransitie niet alleen een technische uitdaging is, maar als sociaal maatschappelijk veranderingsproces ook bestuurlijke, beleidsmatige, financieel-economische en ruimtelijke implicaties en uitdagingen kent. Hoe deze implicaties en uitdagingen uitwerken naar verschillende plekken en groepen mensen in de samenleving is vanuit een brede welvaartsoptiek onderdeel van de kennisagenda.

“Het PON & Telos doen inmiddels best veel op dit thema”, zegt Susanne, “De projecten zijn eigenlijk te verdelen over drie subthema’s, namelijk draagvlak, energie-gelieerde kwetsbaarheid van huishoudens en projecten die oplossingen voor energie-gelieerde kwetsbaarheid zoeken.”

Projecten op het gebied van draagvlak voor de energietransitie

De energietransitie is op dit moment in volle gang. Overal in het land vormen zich samenwerkingsverbanden en wordt er onderzoek gedaan naar wat wel werkt en wat niet.

Susanne: “Op het gebied van draagvlak voeren we bijvoorbeeld de Monitor Provinciale Uitvoeringsprogramma Energie uit, waarbij we voor de Provincie Noord-Brabant het maatschappelijk draagvlak onder Brabanders meten voor de energietransitie in deze provincie.” Daarnaast organiseren Het PON & Telos, eveneens in opdracht van de Provincie Noord-Brabant, een internetconsultatie en vier internetcommunity’s voor de vier Brabantse Regionale Energiestrategieën (de Brabantse RESsen). Susanne ligt toe: “Het doel van de internetconsultatie is om een beeld te krijgen van de manier waarop inwoners aankijken tegen de onderdelen van de energietransitie. In de uitwerking van de RES’en en het organiseren van de benodigde transitie is betrokkenheid van de Brabantse burger als particuliere producent, consument of als direct betrokkene - bijvoorbeeld als inwoner van een nieuw energielandschap - noodzakelijk. De internetconsultatie moet zichtbaar maken wat de zorgen, wensen en suggesties van de Brabantse burgers zijn en moet aanknopingspunten bieden voor het stimuleren van betrokkenheid onder verschillende groepen inwoners in de Brabantse regio’s. Deze informatie kunnen politici meenemen bij de vaststelling van de RES’en op uiterlijk 1 maart 2021.”

Projecten op het gebied van energie-gelieerde kwetsbaarheid van huishoudens

Susanne vertelt: “Voor de Provincie Utrecht en de gemeenten Delft en Zaanstad doen we een analyse naar de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie voor huishoudens op buurtniveau. Eenzelfde soort onderzoek doen we ook binnen Brabant. We brengen tot op het niveau van individuele buurten de haalbaarheid en betaalbaarheid van de energietransitie voor woningeigenaren en huurders in beeld.” Er wordt een uitgebreide doelgroepenanalyse aan verbonden waarmee de verschillende doelgroepen verder gekarakteriseerd worden. Susanne: “Wie zijn de woningeigenaren die niet kunnen investeren? Wat kenmerkt huishoudens die te maken hebben met een vorm van betaalbaarheidsproblematiek in relatie tot de energierekening? De antwoorden zijn relevant omdat huishoudens die niet kunnen investeren omdat ze onvoldoende financieringsruimte hebben, ook niet kunnen participeren in de energietransitie, ongeacht of ze nou willen of niet. En ook niet als ze onderdeel zijn van een collectieve wijkaanpak aardgasvrij of als eigenaar van een uitgeponde woning geconfronteerd worden met een renovatieproject van de woningcorporatie.”

Projecten oplossingen voor energie-gelieerde kwetsbaarheid van huishoudens zoeken

“Tot slot hebben we ook verschillende projecten die oplossingen voor energie-gelieerde kwetsbaarheid onderzoeken, die dus kijken naar hoe je kwetsbare huishoudens toch mee kunt krijgen met de transitie” vertelt Susanne. “Zo kijken we voor Buurkracht naar het effect van Buurkracht op de mate van zelf- en samenredzaamheid bij inwoners in buurten waar een Buurkrachtproces heeft plaatsgevonden. Met het idee dat zelf- en samenredzaamheid kan bijdragen aan de bereidheid van bewoners om energie te besparen of hun woning te verduurzamen”. Ook vertelt ze over de pilot ‘Energie voor iedereen’, die nieuwe mogelijkheden onderzoekt om huishoudens met geen of beperkte investeringsmogelijkheden toch bij de energietransitie te betrekken. Susanne: “De pilot ‘Energie voor iedereen’ is een samenwerking tussen veel verschillende partijen. De samenwerkingspartners hebben zich verenigd in een Community of Practice (CoP). De centrale vraag van deze pilot is hoe huishoudens met geen of beperkte investeringsmogelijkheden toch deel kunnen nemen aan de energietransitie. Het doel is om energie-armoede, namelijk een situatie waarin huishoudens hoge energiekosten hebben en weinig tot geen investeringsruimte, op innovatieve wijze te voorkomen. Daarnaast zouden nieuwe producten, diensten en werkwijzen ontwikkeld kunnen worden zodat deze huishoudens toch duurzame maatregelen kunnen nemen.” Tot slot vertelt Susanne enthousiast over de recent gehonoreerde aanvraag voor het Europese Horizon-2020 project ‘EnergyMEASURES’: “In zeven Europese landen, waaronder Nederland, worden experimenten gedaan om maatwerkaanpakken te ontwikkelen om mensen in energiearmoede te ondersteunen. Voor dit specifieke project gaan we aan de slag met het ontwikkelen van een ‘train-de-trainer traject’ in regio Eindhoven. Zo kunnen we mensen in energiearmoede een helpende hand bieden.”

“Als we ongelijkheden niet structureel tegengaan zal de transitie aan kracht en snelheid inboeten. Want een gevoel van rechtvaardigheid is een belangrijke voorspeller van acceptatie.”

Tot slot: een boodschap voor beleidsmakers

Het PON & Telos hebben inmiddels veel ervaring opgedaan in de projecten die zij uitvoeren rondom de energietransitie. Op de vraag of ze een misschien al een boodschap heeft voor beleidsmakers, antwoord Susanne bevestigend. “De energietransitie is dus bovenal een maatschappelijk transitie, die niet alleen raakt aan de directe leefomgeving van mensen maar ook tot achter de voordeur komt. Het vraagt naast acceptatie om investeringsbereidheid. Er is geen instrumentarium om woningeigenaren te dwingen om hun woning aan te passen. Alles valt of staat dan ook met draagvlak onder bewoners om met deze transitie mee te doen. Daarvoor is een eerlijke verdeling van lusten en lasten belangrijk, zowel tussen inwonersgroepen onderling als tussen huishoudens en industrie en/of het buitenland. Als we ongelijkheden niet structureel tegengaan zal de transitie aan kracht en snelheid inboeten. Want een gevoel van rechtvaardigheid is een belangrijke voorspeller van acceptatie. En daarnaast moet het ook gewoon mogelijk zijn om mee te doen, ongeacht iemands motivatie. We hebben dus voor alle groepen

huishoudens betaalbare en beschikbare alternatieven nodig en het mag niet langer zo zijn dan huishoudens financieel-technisch niet in staat zijn mee te doen aan een collectieve wijkaanpak aardgasvrij of als eigenaar van een uitgeponde woning aan een renovatie van het complex waarin je woont.” Uiteindelijk is het dus net zo relevant om te monitoren wie er profiteert en wie niet, welke rol inwoners krijgen toebedeeld en hoeverre ze eigenlijk wel in staat zijn om mee te doen, als dat het relevant is te weten welke technologische opties beschikbaar zijn en tegen welke kosten. Dat laatste krijgt al decennia lang veel aandacht. Susanne beaamt dat: “Maar het eerste moet echt nog nadrukkelijker op de voorgrond komen. Daarvoor is het nodig om sociaal-maatschappelijke disciplines en dus kennis toe te voegen aan een van oorsprong milieu-technische opgave."

Wil je op de hoogte blijven van deze onderzoeken en een melding krijgen als de rapportages beschikbaar komen?