Samen op zoek naar impact
Hoe landbouw, natuur en bewoner elkaar vinden in het Buijtenland van Rhoon
Het oplossen van de stikstofcrisis vraagt naast generiek beleid ook om een gebiedsgerichte aanpak. In gebieden kan integraal gewerkt worden aan breed gedragen oplossingen voor de opgaven rond natuur en landbouw. Dat is geen sinecure. Maar met heldere doelen en de inbreng van bewoners, agrariërs en natuur- en recreatieorganisaties kan veel worden bereikt. In het Buijtenland van Rhoon, waar wordt gewerkt aan de omslag naar een natuurinclusieve landbouw, is de meerwaarde van deze benadering goed zichtbaar. Verplichting geeft hier richting, en de lokale gemeenschap pakt de handschoen op. Tegelijkertijd wordt ook duidelijk dat een dergelijke aanpak vraagt om langjarige, financieel-economische ondersteuning. Zonder geld en grond komt de gebiedsgerichte benadering niet rond.
Veelvoudig besproken landelijke natuuropgaven, zoals het verbeteren van de bodem-, water- en natuurkwaliteit, moeten in uitvoering worden gebracht binnen gebieden. Daar speelt tegelijkertijd meer: er worden wegen gebouwd, mensen zoeken woningen, boeren werken op hun land en de biodiversiteit staat er onder druk. Kiezen voor het verhogen van water, of het plaatsen van een zonnepark, heeft impact op de andere belangen en wensen in een gebied. De aanpak van het ene probleem kan hiermee (onbedoeld) een ander probleem vergroten. Oplossingen vinden voor maatschappelijke vraagstukken binnen gebieden – van stikstofuitstoot tot duurzame verdienmodellen voor agrariërs – lukt daarom alleen met een brede, integrale bril die de diversiteit van de werkelijkheid incorporeert. Brede welvaart biedt zo’n perspectief, waarin ecologische, economische en sociale belangen worden verbonden binnen gebiedsprocessen, zoals ook vorig jaar in het magazine Naar een ander landelijk gebied betoogd.
Een manier om die brede blik te hanteren en de impact van veranderingen op het gebied – en op de boeren, burgers en buitenlui die er leven – in kaart te brengen, is met een Sociaaleconomische Impactanalyse (SEIA). Hiermee wordt zichtbaar wat de effecten zijn van een gebiedsgerichte, integrale aanpak van ruimtelijke opgaven. Zo ook in de gemeente Albrandswaard, waar we de impact hebben gemeten van de inspanningen van het gebiedscollectief Buijtenland van Rhoon voor het behalen van natuurdoelen. In Rhoon laat het collectief zien wat er gebeurt als het gebied en haar bewoners op de eerste plaats worden gezet, als verbinder tussen ecologie, economie en maatschappij. Dat klinkt natuurlijk als een droomscenario, maar wat is nu de werkelijke impact van zo’n gebiedsgerichte aanpak van natuuropgaven? En: hoe versterken we de gewenste richting naar gebiedswerk voor een sociaal verbonden, economisch vitaal en duurzaam platteland? In dit artikel laten we zien wat de impact kán zijn en welke voorwaarden hieraan ten grondslag liggen.
"Een gebiedsgerichte aanpak biedt de mogelijkheid om de natuuropgaven te realiseren én maatschappelijke meerwaarde te creëren."
Buijtenlanders in actie voor de toekomst
Onder de rook van Rotterdam bevindt zich het gebied Buijtenland van Rhoon: een van origine agrarisch landschap, waar op historische boerderijen en erven al decennialang wordt geboerd. Waar de landbouw lange tijd vooral gericht was op voedsel voor de lokale bevolking en scheepvaart, ontwikkelde de sector in Rhoon zich sinds de Tweede Wereldoorlog tot een hoogproductieve, hoog-efficiënte moderne vorm waarin de economische waarde van (akker)gronden vooropstaat.
In 2010 werd het gebied aangemerkt als natuurcompensatiegebied voor de Tweede Maasvlakte, het uitbreidingsproject van de Rotterdamse haven. De helft van de agrarische polder zou een zoetklei-oermoeras worden, met een verandering van agrarische bestemming naar natuur en recreatie. Die aankondiging leidde tot weerstand bij de bewoners in het gebied. Na diverse protesten en petities gingen de provincie en de ondernemers in het gebied om tafel; op zoek naar een combinatie waarin akkerbouw, natuur en recreatie samengaan, om zowel de natuurdoelen te behalen als de akkerbouw te behouden. Het resultaat is een gebiedsplan met streefbeeld naar een natuurinclusief agrarisch model, waar hoogwaardige akkernatuur en natuurrealisatie met elkaar samengaan.
Het opgestelde streefbeeld schetst een gebied waar natuur, landbouw en recreatie de hoofdelementen vormen, gedragen door het cultuurhistorische landschap. ‘Het is er nu al mooi, maar het wordt de komende jaren nog veel aantrekkelijker: voor natuur, voor bezoekers én voor ondernemers’, aldus de betrokken gebieds- en onderzoekspartijen. Om het streefbeeld uit te voeren is de gebiedscoöperatie Buijtenland van Rhoon opgericht, bestaande uit akkerbouwers, natuurorganisatie en andere ondernemers. Door het gebied en de streekholders centraal te stellen, bewoog het gesprek en perspectief van weerstand en individueel belang naar een collectieve, integrale oplossing.
"Om het rooskleurige streefbeeld van de gebiedscoöperatie mogelijk te maken spelen grondposities en langjarige financiering een cruciale rol."
De impact van een gebiedsgerichte aanpak
De inspanningen in het gebied laat zien hoe in gezamenlijkheid – met middelen, input en betrokkenheid van de streekholders – een toekomstbestendig landelijk gebied kan worden vormgegeven. Uit ons onderzoek in Buijtenland van Rhoon blijkt de verwachte impact van het gebiedsplan over de algehele linie positief: de biodiversiteit neemt toe, de bodem- en waterkwaliteit verbetert, wonen wordt prettiger door de verhoogde landschappelijke ervaring en de lucht wordt schoner, wat de gezondheid positief beïnvloed. Bovendien ontstaan door de inzet op natuurbeleving, recreatie en lokale streekproducten allerlei vormen van sociaal contact. Een gebiedsgerichte aanpak biedt dus de mogelijkheid om de natuuropgaven te realiseren én maatschappelijke meerwaarde te creëren.
Zonder financiering en grond komt het niet rond
Toch leidt de beoogde impact niet tot een louter positief verhaal: de natuurinclusieve bedrijfsvoering komt niet rond zonder (meer) grond, terwijl de afzet en het inkomen achter blijven. Onderzoek van het Louis Bolk Instituut en Het PON & Telos laat zien dat het verschil in verdienvermogen met gangbare akkerbouw substantieel is. Om naar een rendabel verdienmodel te komen, becijferde het Louis Bolk Instituut dat er zo’n 605 euro per hectare moet worden gefinancierd. De mentale belasting die gepaard gaat met het niet rond te rekenen verdienmodel heeft weer een negatief gevolg op de gezondheid van de agrariërs in het gebied. En hoewel de coöperatievorm sommige negatieve effecten kan dempen, blijft de individuele agrariër afhankelijk van een passende vergoeding voor diens bijdrage aan de doelen en (maatschappelijke) opgaven.
Ondanks de verwachte positieve impact op de samenleving, en de aangedragen oplossingen van het natuurinclusieve gebiedsplan in Buijtenland van Rhoon, staat de realisatie momenteel op los zand. Op dit moment wordt het natuurinclusieve verdienmodel gedragen door subsidie: de coöperatie kan grond verpachten tegen gereduceerd tarief door de compensatiemiddelen uit de Tweede Maasvlakte. Maar die middelen zijn eindig. Het gebied zoekt nu naar een route om deze succesvolle manier van ‘gebiedsboeren’ door te zetten, door in de agrarische keten een verwaarding van landschappelijke diensten te realiseren. Dat is echter geen sinecure. Om het rooskleurige streefbeeld van de gebiedscoöperatie mogelijk te maken spelen grondposities en langjarige financiering een cruciale rol.
"Duidelijk is in elk geval dat er meerdere maatschappelijke opgaven tegelijk kunnen worden aangevlogen: in de gebieden gebeurt het al."
Gemeenschap groeit door grond
De collectieve bottom-up-bewegingen – die in de praktijk een (hernieuwde) koppeling maken tussen natuur, landbouw en samenleving – lopen tegen de juridische en beleidsmatige kaders op. Juist gebieden als het Buijtenland van Rhoon, waar langjarige betrokkenheid en verbondenheid met fysieke opgaven bestaat, lopen het risico verdrukt te raken tussen economische drijfveren en ecologische opgaven. Het is zonde als deze energie en potentie verloren gaan. Het vergt strategische sturing van overheden om ervoor te zorgen dat gronden niet alleen beschikbaar zijn voor het bedrijfsmodel dat de meest economische waarde levert, maar dat ook minder kapitaalkrachtige, groene en jonge agrariërs een kans krijgen. En om de natuurinclusieve boeren en boerinnen die wél grond bemachtigen de zekerheid te bieden dat zij voldoende verdienen, door te zorgen voor langjarige ondersteuning en financiering. Die financiering vraagt onder andere om een vernieuwde blik op de inkomensbestanddelen van een agrariër. Een vergoeding voor ‘landschapsbeheer’, en daarmee voor het onder- en behoud van ecosysteemdiensten, is een manier om een brug tussen denken en doen te bouwen.
Duidelijk is in elk geval dat er meerdere maatschappelijke opgaven tegelijk kunnen worden aangevlogen. In de gebieden gebeurt het al. Willen we de beweging van de gemeenschap ondersteunen, dan zijn een bredere blik op het buitengebied, een ruimere opvatting van de waarde van grond en een vernieuwde blik op de agrarische functie een vereiste. Alleen zo kunnen de gebiedsgerichte aanpak en de collectieve beweging tot volledig wasdom komen, en komt het streven naar een gebied waar het prettig wonen, werken en recreëren is dichterbij.

Marijn van Asseldonk MSc
Marijn is milieusocioloog en werkt bij Het PON & Telos als adviseur-onderzoeker, waar hij zich bezig houdt met governance vraagstukken en onderzoek doet naar verschillende ruimtelijke thema’s, zoals droogte en de energietransitie.

Katja Nagelkerke MSc
Katja onderzoekt als adviseur-onderzoeker en socioloog vraagstukken rondom verandering, verbinding en vertrouwen. Ze werkt hieraan binnen de thema’s brede welvaart en de transitie van het landelijk gebied.